Het dreigde een hele mooie zondag te worden. Vroeger dan normaal reed ik op mijn scooter langs de haven. Tot mijn verbazing zat ome Arie al op zijn vertrouwde plek. Ik stopte en parkeerde mijn scooter. In de haven waren een paar niet onknappe dames zich op een dure speedboot aan het voorbereiden om te gaan waterskiën. Ze werden daarbij niet gehinderd door overmatige verlegenheid. Ome Arie’s pijp trilde een beetje en de rookwolkjes kwamen er in een iets hoger tempo uit dan normaal. Ik glimlachte en ging zitten. “Goeiemorgen”, zei ik. “Goeiemorgen”, zei hij terug, zonder om te kijken. Hij wees met zijn pijp richting het sluisje aan het einde van de haven en mompelde: “Ik was vroeg, omdat neef Arie op tijd zou vertrekken in verband met het tij”. Ik zag nog net de kromme vlaggenstok met vlag achter op het roer van de zalmdrijver, die buiten de haven het Spui opdraaide. “Ja, ja”, antwoordde ik en zweeg even. Ome Arie zat aandachtig het gedoe op de speedboot te bekijken. Ik kon het niet laten: “Een oude bok lust wel een groen blaadje, toch, ome Arie?” Hij grijnsde: “Ach, lusten, daar ben ik te oud voor geworden. Ik mag er graag naar kijken, maar ik ben tevreden met mijn grijze veekoek.” Ik wilde net in de lach schieten, toen achter ons luid: “Sodom en Gomorra!” werd geroepen. Ome Arie en ik keken om. Een oudere vrouw met een grijze knot, zwarte jurk en daaronder de typerende zwarte kousen hief haar zwarte paraplu richting speedboot. “Een paraplu? Met dit weer?” zei ome Arie. Er kwam een verbaasd hoofd boven de kade uit. De eigenaar van de speedboot. “Nee, hoor”, riep deze terug, “Dit zijn Debby en Angela!” Ome Arie en ik schoten in de lach. Achter de paraplu fietste heel traag een zwart pak. Hij vond zo te zien het uitzicht minder verderfelijk. Hij verrekte zowat zijn nek en fietste pardoes tegen een lantaarnpaal. Door zijn geringe snelheid bleef hij er tegenaan hangen. De paraplu richtte zich nu tegen hem. Juist voordat hij er echt mee van langs zou krijgen, kreeg hij zijn tweewieler weer in beweging. “O, vandaar die paraplu”, zei ome Arie, tevreden, daar hij weer een mysterie had ontrafeld. Op de speedboot klonk een schaterend gelach.