‘Dinges’

“Weet je wie er ook dood is?” vroeg iemand. “Napoleon”, wist ik zeker, maar mijn humor wordt niet altijd begrepen. “Dinges, je weet wel!” Nou, dat wisten we dus niet. “Die getrouwd was met die van.. Hoe heet ze ook alweer.” Het werd er niet echt duidelijker op. Ik kon me ook geen rouwadvertentie in ‘Het kompas’ herinneren van ene Dinges, echtgenoot van ‘Hoe heet ze ook alweer’. Maar mijn tafelgenoten van de klusploeg van de Zinkwegse boys leken het volledig te begrijpen. “Ik weet wie je bedoelt, maar kan even niet op zijn naam komen”, zei Kees, en ook Daan dacht diep na. Ik zat met tranen in mijn ogen van het lachen. “Het Alzheimer-gezelschap”, zei ik. 
Het was de eerste keer in het nieuwe jaar, dat we weer bij elkaar kwamen in de kantine. We waren een paar weken met ‘kerstreces’ geweest dus de burgerlijke stand moest even bijgewerkt worden. Alleen Bertus was nog met vakantie. 
De koffiekan ging nog eens rond. En de volgende onbekende werd besproken. “De vrouw van die vent, die vroeger hier vaak kwam en later naar Nieuw-Beijerland is gegaan, schijnt ook ziek te zijn. Ik ben z’n naam even kwijt.” De anderen knikten begrijpend, terwijl ik het spoor volkomen bijster was. Wel moest ik tevreden vaststellen, dat er niet werd geroddeld, want er was na een uur nog geen naam genoemd! 
“Het wordt toch wel een beetje zorgelijk met jullie geheugen, hoor jongens!” zei ik, maar deze opmerking kwam niet echt aan. Ik besloot maar gewoon mee te gaan doen: “Weet je met wie het ook niet zo goed gaat?” Even was er aandacht. “Ik kan even niet op haar naam komen, maar ik was laatst op haar verjaardag in het bejaardenhuis. Ze liep slecht en kon haast niet zitten…” Mijn medeklussers keken niet begrijpend. “Die was echt de weg kwijt. Ze stond slagroom te kloppen met haar Tarzan en op haar nachtkastje stond de staafmixer..”