De gitarist

Gisteren heb ik de ‘oliebollenwedstrijd’ met het daaropvolgende ‘Legends-dinner’ bij de Zinkwegse boys gemist. Ik moest voor ‘de VerhalenKaravaan’ een verhaal vertellen in de ‘Buitensluis’, een verzorgingshuis in Numansdorp. Dat was al enige tijd geleden afgesproken. Helaas, maar afzeggen vond ik geen optie. Ik begreep uit de uitnodiging voor ‘de Buitensluis’, dat het een gezellig samenzijn ter afsluiting van het jaar betrof en had al visioenen van biertjes en bitterballen achteraf.  
Bij binnenkomst in de recreatiezaal van het tehuis werden we (Elly was meegegaan) uiterst vriendelijk ontvangen met koffie en een oliebol. Medeverteller Bert was al de geluidsinstallatie aan het uitladen en stelde ons voor aan de ceremoniemeester (“zeg maar Piet”): “Wij zijn de vertellers van vanmiddag. Dit is Ivo en ik ben Bert!” Ik keek even verbaasd opzij en fluisterde: “Ype, Bert, Ype”, maar het hielp weinig. ‘Nou dan ga ik de boel maar Op-stelten zetten dacht ik’, maar zei het maar niet hardop, want mijn oog viel op een velletje papier, dat op tafel lag. Bij iedere stoel. Er stonden gezangen op. Ik kreeg een donkerbruin vermoeden, dat ik dat biertje en die bitterballen wel op mijn welgevormde buik kon schrijven. Ceremoniemeester Piet bleek de voorganger te zijn van de dienst ter afsluiting van het jaar. Het zwarte pak met stropdas had me al een voorgevoel moeten geven. Ik begon gelijk koortsachtig te denken over het door mij geplande verhaal. Dat ging hem niet worden, dus er moest ter plekke een ander, meer stichtelijke versie worden bedacht! Mijn handen werden enigszins vochtig. 
Na het openingsgebed en een welkomstwoord mocht ik. Ik had gelukkig een soort inleidingspraatje geschreven en besloot dit tot een volledig verhaal uit te improviseren in combinatie met een al bestaand verhaal. Het ging redelijk. Alleen liet ik één keer mijn vader oliebollen in plaats van bloembollen in de tuin poten, maar er waren maar twee bejaarden en Elly die het hoorden. 
Toen kwam er een gezang. Begeleid door een grijs gepakt mannetje achter een electronisch orgel en mijnheer Meijer, een stokoude baas, die helemaal voorovergebogen over zijn elektrisch versterkte gitaar hing. Laatstgenoemde trachtte wat mee te tokkelen met de organist. En dat ging niet geheel volgens de melodie. Dhr. Meijer had, vanaf mijn positie tenminste, zo te zien geen bladmuziek voor zich, dus hij deed maar wat. Het klonk niet. En dat vond de organist ook. Deze keek steeds sjagrijniger en besloot het volume van zijn orgel een standje hoger te zetten. Dhr. Meijer reageerde vrij alert voor zijn leeftijd en draaide ook aan zijn knoppie. Het werd een wedstrijd en resulteerde in een volume, waar een gemiddelde rockband zich niet voor zou schamen. Een aantal bejaarden zat met een pijnlijke uitdrukking op het gezicht achter hun oren te friemelen; ze zetten hun hoorapparaatjes uit. Wij hadden helaas geen oordopjes bij ons. 
Na een langgerekt eindakkoord, duidelijk gewonnen door de verbeten kijkende organist, ging de grote voorganger verder met zijn dienst. 
Na de ceremonie zou onze gitarist nog een stukkie spelen ter begeleiding van het publiek naar de uitgang. Ik heb nog nooit een stel bejaarden zo snel een deur zien bereiken! Echt: rook uit de lagers van hun rollators!
We pakten in en Dhr. Meijer slofte langs achter zijn rollator, met de gitaar en versterker in het mandje. “U was snel klaar, mijnheer Meijer”, zei Bert. De oude baas stopte even en zuchtte, met zijn hand omhoog, pink naar ons toe: “Ik ben eerder dit jaar gevallen en heb daarbij mijn pink gebroken”. Hij zag er erg triest uit. “Nu gaat het gitaarspelen niet echt goed meer. Ik denk, dat ik er maar mee stop.” Hij slofte verder de lange gang van het tehuis in. Wij waren even stil.