de Harmsen

“Daar zijn de Harmsen!” riepen wij als kinderen wel eens, wanneer we grappig wilden zijn. Want de familie Harms kwam altijd onverwachts en vaak ongelegen. Wanneer mijn vader lekker zijn krantje zat te lezen en mijn moeder met haar krulspelden in door het huis rommelde. Wanneer er dan aangebeld werd, brak er volledige paniek uit, want de Harmsen invaseerden met een horde losgeslagen kinderen, en namen het hele huis over. Niets was meer veilig. En wij werden geacht aardig te blijven, hetgeen best lastig is, wanneer je werd geconfronteerd met de perfectie van de familie Harms. Het jongste zoontje kon perfect judo-en, en dan mocht ik hem niet eens zand laten happen in de achtertuin. Wanneer het arrogantje dan met zijn bekkie vol zand zijn beklag ging doen, moest ik natuurlijk toegeven, dat ik vals had gespeeld en kreeg straf.
De oudere broers leerden me zelf vuurwerk te maken van een oude ballpoint-vulling, waar we schraapsel van luciferkoppen in deden, dichtknepen en in een prop papier aanstoken. De knal was van dien aard, dat bijna het luchtalarm afging. En wie kreeg de schuld? 
Wanneer er na die keer ‘Harmsen-alarm’ was, smeerde ik hem dus zo snel mogelijk door de achterdeur.
Pa Harms, of oom Frits, zoals van ons verwacht werd dat we hem noemden, was een oude studievriend van mijn vader. Uit de tijd dat hij nog straatarm was. Ze gingen dan met drie studenten zeilen in Friesland en mijn vader en ene Jelleke Bos betaalden, maar dan moest Frits koken. Want dat kon hij goed. Frits was die vakanties niet vergeten en zei telkens weer, dat mijn vader en Jelleke waarschijnlijk zijn enige échte vrienden waren. Want oom Frits en tante Elien waren inmiddels schatrijk, en alle andere vrienden waren van nà het vergaren van die rijkdom. Van na de oorlog, waarin tante Elien met haar familie ondergedoken zat en oom Frits hun redder was. 
Vaak gingen oom Frits en tante Elien met mijn ouders duur uit eten. Mijn vader heeft van oom Frits nooit mogen betalen. 
Toen ik pas geleden mijn zus nog een keer voor de grap hoorde zeggen: “Daar zijn de Harmsen!” had ik toch nog steeds de neiging hem snel te smeren door de achterdeur….