de verjaardag van tante Nel

De verjaardag van tante Nel is klein, knus en gezellig. Harm en Rita zijn er, en mijn lief. Vriend Bert is er niet. Vriend Bert is ‘een’ vriend niet ‘de’ vriend van tante Nel. Hij mag eten koken, op de hond passen, voetballen kijken en dan weer lekker naar zijn eigen huis. Tante Nel heeft geen behoefte aan bijslaap. 
Ze heeft het niet altijd gemakkelijk gehad. Na een paar jaar al gescheiden van een verkeerde echtgenoot en tobbend met een kwakkelende gezondheid. Ze heeft lang voor haar moeder gezorgd, en voor Dirk, de kostganger van haar moeder, wiens neus erg veel op de hare leek. Ze deed dat steeds met veel liefde en toewijding. 
Ze schonk koffie en we kregen heerlijke appeltaart. “Wat is dat voor tasje van de Action?” vroeg mijn lief, nieuwsgierig als altijd. “Dat is Dirk”, was het nuchtere antwoord. In de tas zat een urn met de as van de kostganger. “Dirk wilde eigenlijk, als echte Rotterdammer, worden uitgestrooid over de Maas”, zei tante Nel, terwijl ze Harm zijn appeltaart overhandigde, “Maar dat is mislukt.” “Mislukt?” vroeg Rita. Terwijl tante Nel ook mij voorzag van een enorm stuk van haar beroemde appeltaart ging ze verder: “Ik ben met de urn naar de Maasbrug gegaan, heb er op gelet, dat de wind goed stond, zodat ik Dirk niet in mijn gezicht zou krijgen, haalde het deksel van de urn en wilde de inhoud in de Maas strooien, maar er kwam niks. Dirk wilde zijn urn niet uit”. Ze liep naar het kleine keukentje voor nog meer taart. Toen ze terugkwam, ging ze verder: “De as was vochtig geworden en helemaal versteend, en ik heb de volle urn dus maar weer mee naar huis genomen.” Ze vertelde het, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, dat je midden op de Maasbrug probeerde je biologische vader in het water te strooien, maar we zijn wel wat van haar gewend. Het bleef even stil, en tante Nel ging nu zelf ook zitten om een shaggie te draaien. “Nu probeer ik Dirk weer klein te krijgen met een breinaald”, ze likte aan de lijmrand van haar vloeitje, “Maar dat valt niet mee, want hij is keihard!” Ik zag het voor me, hoe ze met een breinaald in de urn zat te hakken en vroeg: “Kun je dan geen ander gereedschap dan een breinaald gebruiken?” Ze stak haar shaggie aan. “Ik heb het met een vork geprobeerd, maar die was te slap, de tanden bogen helemaal krom!” Naast me zette Harm, heel langzaam, het bordje met het laatste stukje appeltaart terug op tafel. En het kromme vorkje ernaast…
Nadat we uitgelachen waren, en Harm een andere vork had gekregen, ging ze verder: “En ik heb verder alleen een hamer, en met een hamer alleen lukt het niet.” “Heb je geen oude schroevendraaier of beitel?” vroeg Harm, die nog niet aan zijn laatste restje appeltaart durfde te beginnen. “Jawel,” zei tante Nel, “maar daar kan ik niet bij.” Het bleef even stil. We keken allevier nogal niet begrijpend, dus ze legde het uit: “Het deurtje van mijn dressoir hing scheef, omdat er een scharniertje was losgekomen” Wij keken nu waarschijnlijk erg dom. “En dat heb ik gerepareerd met een spijker.” Ons begrip bleef uit. “En nu kan het laatje ernaast opeens niet meer open, en daar zit de beitel in…” Ze drukte haar peuk uit, stond op en zei: “Trouwens best logisch, dat Dirk niet uit zijn urn wilde: hij kon niet zwemmen! Iemand nog koffie?”