Appartement

Het duo Schnabbel en Babbel speelde ouderwetse jazz op de contrabas en de gitaar. En zong er ook nog bij, gekleed in een keurige smoking. Toen we binnenkwamen in een oude fabriekshal, waar allemaal plattegronden en afbeeldingen van het te bouwen ‘project’ hingen, had het net met vol enthousiasme ‘O, when the saints’ ingezet en stampte de maat met keurig gepoetste lakschoentjes.  Niemand luisterde.
We waren afgekomen op de ‘open dag’ van een appartementencomplex, door mij vaak ‘flatgebouw voor rijken’ geschamperd, dat moest worden ‘gerealiseerd’ (wat ik gewoon ‘gebouwd’ noem) op de plek van de voormalige fabriek. 
En die ‘rijken’ waren er. Zwarte kousen met knotjes schuifelden gedwee mee achter zwarte pakken en ’the scene’ van de plaatselijke tennisclub was ook ruim vertegenwoordigd. Net als wij afgekomen op de gratis koffie met gebak. Ik spotte zelfs een voormalige voorzitter van de ’tánnis’ die was gepromoveerd tot voorzitter van de golfclub. “Die zal wel voorzitter van de Vereniging van Eigenaren worden”, fluisterde ik tegen mijn lief. Hij was al met zijn lobby bij de project-ontwikkelaar begonnen. 
En daar stonden wij, als een soort heer en mevrouw de Bok. Er liepen ook wat makelaars los rond, te herkennen aan puntschoenen, naambordjes en haviksogen. Ze zochten prooi. De voorzitter was direct gespot, want die kwam vast voor het penthouse van 1,2 miljoen. Wij werden stelselmatig niet gezien. Wellicht had dat ook iets te maken met het feit, dat Elly heel belangstellend stond te kijken bij één van de weinige voor ons betaalbare stukken onroerend goed en uitleg vroeg aan een voorbijlopende nette domoor met naamkaartje. “Ik begrijp deze tekening niet helemaal, waar zit de badkamer?” De knul keek minzaam op haar neer en zei: “De garageboxen zijn helaas allemaal verkocht, mevrouw!”, en beende richting een zeer waarschijnlijk vermogender kandidaatkoper. Ik probeerde niet te lachen. 
Buiten stond een slungelig jongmens bij een grappige Piaggo-driewieler ijsjes uit te delen. Ik vroeg een bolletje yoghurt-kersen ijs. Hij waarschuwde: “U weet, dat dit ijs van yoghurt is gemaakt?” “Dat lijkt me logisch”, antwoordde ik verbaasd, “Hoezo?” De knul zei, nu heel zachtjes, al om zich heen kijkend, of iemand hem kon horen: “Ik kreeg klachten, dat het teveel naar yoghurt smaakte.”
Typerend. Klagen over gratis ijsjes. Ik wil gewoon niet tussen dergelijke droeftoeters wonen. Zelfs al zou ik het kunnen betalen…