Familieclub

Ze was nog bijna jong en had een zwarte glimmende broek aan, die overal strak zat, behalve bij haar achterste. Daar leek het een spinaker, droevig neerhangend bij windkracht nul. Ze schonk me een bekertje koffie in, al pratend met een andere vrijwilligster, die ook niet hoefde in te schrijven voor Hollands Next Topmodel. Stephen betaalde het rondje koffie en weg was ze, de keuken in. En nergens suiker en melk te bekennen. Ik riep zachtjes: “Juffrouw?!” Geen sjoege. Ik vroeg aan een aan zijn rode neus te zien regelmatige kantine-gast of hij haar naam wist. “Sybille”, antwoordde de gast, zich niet bewust van de ironie van deze naam. (Ik zag echt helemaal geen billen…) Ik riep nog eens zachtjes: “Sybille!?”, en uiteindelijk hielp ze me aan de koffie-toebehoren. We zaten in de kantine van de voetbalvereniging waar onze Boys hun uitwedstrijd van die zaterdag moesten afwerken. Een gezellig hok gebouwd in een tijd, dat iedereen nog naar ‘de voetbal’ ging. We zaten aan een tafeltje te kletsen en naar de wedstrijd buiten te kijken. Er kwam een oude dame naast ons zitten. Dik ingepakt, maar wel met een rond zonnebrilletje op. Ze glimlachte vriendelijk en keek ook naar buiten. Toen Stephen even later een biertje voor ons ging halen zei ze, wijzend op een ietwat verschraald fotootje, dat naast een enorm televisiescherm hing: “Dat was mijn man, daar naast het schaatsen”. Er waren schaatswedstrijden op het grote beeldscherm. Een man met een wat kalend erg bruin hoofd keek lachend in de camera. “Hij was hier altijd.” ze nam een slokje van haar glaasje, “En ik ging altijd mee. Maar nu heb ik niemand meer, op mijn cluppie na, dan”, Ze glimlachte. “Hier zijn ze altijd heel lief voor me. Sybille geeft me altijd iets te drinken, en maakt tussen de middag broodjes voor me.” Ik kreeg een hekel aan mijn bijdehante observaties van hierboven. “En dan ga ik hier zitten kijken naar de jongens. Ik begrijp weinig van voetballen, maar zo is het net, of mijn man weer even bij me is…” Ik kreeg het biertje van voorzitter Stephen, die enthousiast praatte over zijn droomvereniging van de toekomst. Maar hebben we deze droomvereniging dan al niet? De Zinkwegse Boys is net zo’n vereniging als deze. Van de mensen, voor de mensen. Zorgzaam.  Zijn grootste zorg is dit in stand te houden. ‘Al is het maar voor één zo’n eenzaam oud wijffie’, dacht ik.