Vulgaar

De storm was overgewaaid en het was droog. Welgemutst had ik mijn scooter gepakt en was met een kleine omweg naar ons haventje getuft. Ik zat net mijn pijpje te stoppen toen ome Arie kwam aangefietst. Hij stalde zijn fiets tegen een lantaarnpaal en pakte zijn pijp. “Goeiemorgen!” Hij klonk vrolijk. “Goeiemorgen, ome Arie! De teckel is weer terug bij je schoonzus?” “Voor het weekend is Joseph bij Agaath, inderdaad, meneer Ype.” Hij zocht naar zijn aansteker. Ik bood hem de mijne aan. Dankbaar blies hij een paar grote rookwolken uit. Even was het stil. Ik was erg nieuwsgierig hoe zijn ‘zegeltjes-actie’ van eerder deze week zou zijn afgelopen en kon niet laten er naar te vragen. Ome Arie zuchtte: “Er gaat bij mij nooit iets normaal!” Ik besloot hier niet op te reageren. Hij zou zelf heus wel weten, dat hijhij zèlf de oorzaak kon zijn van de loop der dingen. “Toen we Joseph naar Agaath brachten kreeg ik een wereld-idee!” Hij nam een vergenoegde trek van zijn pijp, “u moet weten, dat het al een stuk beter met haar been ging. Ze mocht  al met één kruk lopen!” Ik zag even de ‘rode lijn’ in zijn verhaal niet. Een voor mij geen nieuw euvel. Ome Arie vervolgde zijn ietwat onsamenhangende verhaal: “Dus zij had geen rollator meer nodig!” Ik was nu echt de draad kwijt. “Die heb ik meegenomen. Ik heb vervolgens thuis een oude slappe trainingsbroek aangetrokken en een nog oudere jas; zo’n gewatteerde Michelinmannetjes-jas. Die had ik twintig jaar geleden vaak in de winter op de trekker aan. Ik completeerde dit armoe-ensemble met mijn winterpet met bonten oorflappen!”
 Ik keek wellicht niet snugger, want enigszins ongeduldig voegde hij eraan toe: “Voor bij de Lidl, voor de jungle-mini-zegeltjes!” Het kwartje viel: “Bent u met die kleren en de rollator buiten bij de Lidl gaan staan?” Hij knikte. Ik schoot in de lach; “Was je niet bang herkend te worden?” “Ik had voor de zekerheid ook nog een zonnebril opgezet!” Ik keek even opzij: “Het was takkenweer!” Hij trok zijn schouders op: “Niemand heeft me herkend.” We bliezen simultaan een rookwolk uit. “Was die outfit een succes?”, verbrak ik de stilte. “Het werkte fantastisch! Ik had een oud conservenblik met de tekst: ‘alleen jungle-mini zegels a.u.b.!’ aan de rollator gehangen om niet te hoeven praten.” Ik kon wel lachen om dit beeld: “En, wat was de opbrengst?” “Het ging zo goed, dat dat nare concurrentje (zie vorig verhaal) binnen vijf minuten vertrokken was en binnen een half uurtje had ik twintig zegeltjes, €10,35 in losse muntjes en een pepermuntje!” Hij kreeg een grijns op zijn verweerde boerenkop: “En als ze belangstellend vroegen waar ik vandaan kwam zei ik in gebrekkig Nederlands: ‘Iek bien een ekte Vulgaar uit Vulgarije’!” We schoten nu allebei in de lach. Maar daarna werd onze ex-veehouder weer ernstig: “Helaas was ik vergeten, dat het verkiezingstijd is…” Ik keek vragend opzij. “Opeens kreeg ik een roos in mijn hand geduwd en een jongeheer begon heel vriendelijk tegen me te praten, waarop een bitsige dame heel boos werd en tegen hem snauwde: “Laat hij liever gaan werken in zijn eigen land!” Er ontstond een nogal grimmig sfeertje toen iedereen zich ermee ging bemoeien. Ik overwoog nog de boel ietwat te sussen door te grappen dat ik een vermomde ‘im-boreaal’ was, maar dat leek me toch niet echt verstandig; ze sloegen elkaar nu al zowat de hersens in!” Hij zuchtte: “Toen ben ik maar met mijn rollator onder mijn arm naar mijn auto gerend!” Ik zag het voor me en gierde het uit. Ome Arie kon er nu zelf ook wel om lachen…