Gizmo

Een herfstwindje probeerde het vlammetje van mijn pijpaansteker uit te blazen. Dat lukte een aantal keren, maar uiteindelijk won mijn vlammenwerpertje het en vatte de geurige tabak toch vlam. ‘Ons’ bankje aan de haven was verder nog leeg. Ik was vroeg van huis gegaan. Vol gedachten had ik niet eens in de gaten, dat ome Arie zijn fiets achter ‘ons’ bankje stalde. “Goeiemorgen, meneer Ype!”, wekte hij me vrolijk uit mijn afwezigheid. “Goeiemorgen, ome Arie!”, antwoordde ik. Mogelijk klonk ik niet echt vrolijk. Hij fronste even zijn belegen kop, reageerde niet, ging zitten en pakte zijn pijp. Echte vrienden weten wanneer ze even hun kop moeten houden. We hadden afscheid moeten nemen van ons oude hondje. Ouderdom. Ze was blind, doof, dement en at al enige weken amper meer. Mijn lief had van alles geprobeerd: leverworst, vers vlees, brie en alles, waar ze anders gek op was, tot kibbeling toe. Het mocht niet baten. Omdat ze altijd zo’n last van wagenziekte had, hadden we de dierenarts gevraagd aan huis te komen voor haar einde. De man deed op een keurige wijze wat gedaan moest worden. Laat in de middag hadden we het stoffelijke overschotje van onze Gizmo naar het dierencrematorium gebracht en daarna thuis een borrel op het liefste hondje ooit genomen. 

Ome Arie blies een grote wolk rook uit. We zwegen, hetgeen voor mij voelde als een grote verbondenheid.